ACMO Bedrijfsoverdracht

19 augustus 2011, Duidelijkheid over renteaftrekbeperking voor overnameholdings

Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft op basis van vragen van diverse fractieleden meer duidelijkheid verschaft over de werking van de overnameholdingbepaling en de renteaftrekbeperking voor overnameholdings.

Uit de reactie van de staatssecretaris op een voorbeeld van de fractie van D66 kan de volgende werking van de overnameholdingbepaling worden afgeleid.

  • Uitgangspunt van de overnameholdingbepaling is dat de overnamerente van de overnemer niet verrekenbaar is met de winst van de overgenomen onderneming.
  • Als de overnemer voldoende ‘eigen’ winst heeft, wordt een overname – van een binnenlands of buitenlands bedrijf – niet getroffen door de renteaftrekbeperking.
  • Als de overnemer niet voldoende ‘eigen’ winst heeft, is de renteaftrekbeperking van toepassing voor zover de niet-aftrekbare overnamerente meer bedraagt dan € 500.000 én sprake is van een teveel aan vreemd vermogen na de overname. Bij dit laatste is van belang de verhouding eigen/vreemd vermogen (hierna: vermogensverhouding) van de fiscale eenheid tussen de overnemer en de overgenomen vennootschap na de overname. De fiscale boekwaarde van niet-gevoegde deelnemingen op het eigen vermogen moet in mindering worden gebracht. Als de vermogensverhouding na de overname binnen de verhouding 2:3 blijft, is de renteaftrekbeperking niet van toepassing.
  • Een buitenlandse onderneming kan niet worden gevoegd en vormt dus een op het eigen vermogen in mindering te brengen deelneming, hetgeen de vermogensverhouding van de fiscale eenheid verslechtert. Als hierdoor de vermogensverhouding niet meer binnen de verhouding 2:3 blijft, is de aftrekbeperking van toepassing voor zover de niet-aftrekbare overnamerente meer is dan € 500.000 dan wel voor zover er een teveel aan vreemd vermogen is. Deze ‘escapes’ worden los van elkaar toegepast waarbij het laagste bedrag aan niet-aftrekbare rente daadwerkelijk niet aftrekbaar is.
  • De renteaftrek over de overnameschuld vervalt dus nooit in het geheel, maar alleen voor zover de overnamerente meer is dan de ‘eigen’ winst van het overnemende bedrijf vermeerderd met € 500.000 dan wel voor zover er een teveel aan vreemd vermogen is.
  • De staatssecretaris gaat niet in op de vraag of voor toepassing van de vermogensverhouding rentedragende vorderingen mogen worden gesaldeerd met rentedragende schulden.

Tegenbewijsregeling (verhouding eigen/vreemd vermogen, stallingsregeling)

  • Gevraagd naar de onderbouwing van de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen merkt de staatssecretaris op dat de vraag of sprake is van excessieve renteaftrek zal worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria die in de wet zullen worden neergelegd. Hierbij zal worden gekeken naar de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen bij de belastingplichtige (de fiscale eenheid).
  • Het uitgangspunt bij het vaststellen van de norm is een strenge aanpak van overnameholdingconstructies. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor gezonde financieringsverhoudingen, maar dat gebeurt aan de hand van een strenge maatstaf van 2:3.
  • Als het eigen vermogen afneemt doordat verliezen worden gemaakt, dan heeft dit een nadelig effect op de vermogensverhouding (zie hiervoor). Op vragen over tijdelijke maar niettemin reële verliezen antwoordt de staatssecretaris dat hij voornemens is rekening te houden met verliezen door een stallingsregeling op te nemen: niet-aftrekbare overnamerente kan worden doorgeschoven naar volgende jaren. Indien de overnemer in een volgend jaar weer voldoende eigen winst heeft, kan de doorgeschoven overnamerente in dat jaar alsnog met die eigen winst worden verrekend. Niet geheel duidelijk is of de stallingsregeling mogelijk alleen van toepassing is in jaren waarin verlies wordt geleden.

Management buy-out

Er komt geen specifieke uitzondering voor management buy-outs. De franchise van € 500.000 zou volgens de staatssecretaris met name de overnames in het mkb zoveel mogelijk moeten ontzien.

Eigen winst overnemende vennootschap en winstsplitsing

De staatssecretaris geeft aan dat de eigen winst van de overnameholding wordt berekend door de winst van de fiscale eenheid vóór aftrek van de overnamerente te verminderen met het aandeel van de overgenomen vennootschap in de winst van de fiscale eenheid.

­Overgangsrecht/herfinanciering

Eerder had de staatssecretaris aangegeven dat overnames van voor 1 januari 2007 zouden worden ontzien. In zijn brief van 16 augustus 2011 geeft de staatssecretaris in meer detail aan dat de vraag of overnames onder de voorgestelde overnameholdingbepaling vallen, zal worden beoordeeld naar het moment van voeging van de overnemer en de overgenomen onderneming in een fiscale eenheid en niet op basis van het moment van aangaan van de overnameschuld. Herfinanciering van de overnameschuld verandert niets aan het voegingstijdstip en heeft hierdoor geen invloed op de (beantwoording van de) vraag of een overname onder de overnameholdingbepaling valt.

­De door de staatssecretaris geschetste contouren van het overgangsrecht zou ertoe kunnen leiden dat de renteaftrek in situaties waarbij voor 1 januari 2007 is gevoegd op grond van de overnameholdingbepaling gehandhaafd blijft, doch – als tot het vermogen van de fiscale eenheid deelnemingen behoren – bij een eventuele reparatie van het Bosalgat alsnog op de tocht kan komen te staan.

Europeesrechtelijke risico’s?

De staatssecretaris geeft aan dat de overnameholdingbepaling geen onderscheid maakt tussen Nederlandse en buitenlandse investeerders. Als een regulier Nederlands bedrijf een andere Nederlandse onderneming middels een overnameholding wenst over te nemen, wordt deze overname onder dezelfde voorwaarden en op dezelfde wijze door de overnameholdingbepaling getroffen als een overname door een buitenlandse investeerder.

­De mogelijkheden om via juridische splitsing, fusie of vorming van een fiscale eenheid de winsten van de overgenomen vennootschap te verrekenen met de rentelasten van de overnameholding worden beperkt, ongeacht de nationaliteit of vestigingsplaats van de aandeelhouders van de overnameholding. Dat een overnameholding vervolgens eventueel geen grondslag heeft waarvan deze rentelasten kunnen worden afgetrokken is volgens de staatssecretaris een feitelijk gegeven en geen gevolg van de regeling. Op dit punt worden door de staatssecretaris dan ook geen Europeesrechtelijke risico’s gezien.

Bron: KPMG Meijburg