ACMO Bedrijfsoverdracht

1 mei 2013, BOF in strijd met gelijkheidsbeginsel?

(voorzitters)hamer rechter

De laatste tijd zijn er nogal wat uitspraken die gaan (voorzitters)hamer rechterover de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF). Die faciliteit is erg gunstig en geldt alleen voor bedrijfsvermogen, maar  niet voor privévermogen. Daarom oordeelde de Rechtbank Breda op basis van art. 26 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en art. 14 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dat dit onderscheid discriminatoir is.  

Recent oordeelde Hof Den Bosch in een andere zaak nog dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOF) niet discriminatoir was (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 18 april 2013, LJN: BZ7841). Zij redeneert als volgt: Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis oordeelt het hof dat de wetgever met de invoering later de uitbreiding (in 2005 en 2007) zijn beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden. De wetgever heeft er bewust voor gekozen het waarborgen van de continuïteit van de onderneming voorop te stellen, ‘ook in die gevallen waarin het betalen van het recht van successie [tegenwoordig erfbelasting] niet stuit op betalingsproblemen’. Het al dan niet voorhanden zijn van liquiditeit volgens het hof wel van belang, maar niet een doorslaggevende overweging geweest voor de (voorwaardelijke) vrijstelling.

Ook Hof Amsterdam oordeelt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet niet in strijd is met het gelijkheids- of discriminatiebeginsel (Hof Amsterdam, 18 april 2013 (gepubliceerd 1 mei 2013), LJN: BZ9122). Er bestaat een redelijke rechtvaardiging voor het onderscheid aan verlening van fiscaal voordeel aan een verkrijger van ondernemingsvermogen tegenover een verkrijger van overig vermogen die dit voordeel niet krijgt. De rechter oordeelde dit in een zaak waar bij overlijden aandelen overgingen van een werkmaatschappij waarin geen onderneming werd gedreven. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit was hier terecht niet toegepast door de inspecteur.

De Rechtbank Breda komt tot een ander oordeel (29 maart 2013 (gepubliceerd 26 april 2013), LJN: BZ8593). Op basis van de parlementaire geschiedenis en een aantal andere feiten en omstandigheden (zie volledige motivatie in brondocument) had de wetgever de ‘wide margin of appreciation’ volgens de rechtbank overschreden. Er bestond geen redelijke rechtvaardiging voor de hierdoor ontstane ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Daarom was sprake van een onaanvaardbare discriminatie zoals bedoeld in art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. De aan de erfgenaam opgelegde aanslag moest worden veranderd in een conserverende aanslag, die alleen zou worden ingevorderd als de onderneming niet minimaal vijf jaar wordt voortgezet.

Inmiddels zijn er een groot aantal uitspraken van rechtbanken, waaronder een proefprocedures die middels sprongcassatie aan de Hoge Raad is voorgelegd.

We verwachten dat de Hoge Raad nog dit jaar zijn oordeel zal vellen over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet.

Tip: mocht u er tegenaan hikken om de onderneming via de BOF te schenkenen u heeft alles al geregeld? Wacht dan niet te lang!